"Dat is dan 43 dollar". Ik was verbijsterd. "Ik hoef de kamer niet te kopen " legde ik nog uit. "Ik wil slechts een bed voor één nacht." Het was reeds laat en de enige overnachtingsplek in de weide omgeving. Het werd dan maar bivakkeren in mijn tijd ondanks de koude, Siberische kou. Ja, liefste lezers, zo is dat ´s nachts in het hooggebergte. Een nacht vol miljoenen sterren aan een strakke hemel van beloken purper. Ik sliep er een onrustige slaap dis je krijgt als je lichaam stil is en uitrust behalve je lijf dat de hele tijd trilend zegt " Waar is het warme donsdeken, verdomme" "Hé Fré, luister naar me, waar is VERDOMME het warme deken." Wie Colombia en Ecuador wil doorfietsen botst op die ; enorme, immense, ontzaglijke, forse, gigantische, titanische, onmetelijke, reusachtige, forse, majestueuze bergen. Harde noten om te kraken maar van een bovennatuurlijke schoonheid evenwel waar Andesarenden - en valken nog van bestaanszekerheid genieten.
Ik klom er en klom er, almaar hoger, haarspeldbocht na haarspeldbocht over bergroutes die zich in eindeloos bochtenwerk aan elkaar rijgen. De woeste hellingen leken soms op voorhistorische dieren, okerkleurig en gepolijst of ruw verweerd door regen en wind. Plechtstatige sparren, gelijkmatig van bouw, stonden aanvankelijk tegen de rijzende bergwanden op. Nadien slechts een paar cipressen en eucalyptus bomen. En tenslotte enkel nog ruige rotsen. Opzij hingen langgerekte mistbanken onbeweeglijk voor de steile hellingen en mistflarden golfden over de weg. Terwijl verderop een witte wolkenmassa op de bergen lag. Onder mij kronkelde de lus van de weg waarlangs ik gekomen was naast de indrukwekkende kliffen en een woest kolkende beek. Deze laatste , als nog niet veel meer dan een rotsbedding vol keien waarover ijskoud water gorgelde en meanderde als door de lasso van een Gaucho die naast zijn prooi grijpt. Ik bad dat er geen tegenligger de helling af zou komen op deze doorgaans smalle wegen. Maar daar hoefde ik me weinig zorgen over te maken, want vanzelfsprekend was geen mens in heel Amerika zo debiel genoeg om deze rammelende smalle weg te nemen.
Klimmen is rustig klauteren op klein verzet, hijgend peddelen op souplesse met veel wilskracht, worstelend afzien tegen de kwelduivels van berggeesten. Klimmen is een verslavende marteling als een kruisweg zonder eind. Klimmen is vooral levenslustig genieten van elke gewonnen meter. De toppen van de cols boden me spectaculaire panoramische uitzichten alsof je over het dak van de aarde heenkwam. Het was zo veelomvattend dat gedachten te kort schoten en moesten passen. Een visueel orgasme,waarbij ik algauw in een romantische coma verzonk waaruit geen ontwaken meer mogelijk leek. Het gevoel van het grote niets dook op en de stilte om me heen voelde als een zacht donzen deken. Na zo'n hardnekkige lange klim volgt een zalig deugddoende en duizelingwekkende afdaling over onheilspellende kurkentrekkerbochten. Ja, dat is het voordeel van bergen. Dergelijke taferelen van klimmen en dalen, op en af, omhoog en omlaag herhaalde zich meermaals per dag.
Een euforisch wonderlijk gevoel in mijn buik kriebelde wanneer ik goed gemutst de evenaar over fietste. Bovendien bereikte ik een niet veel later -trots als een pedaalridder - mijn fietseinddoel Quito (hoofdstad van Ecuador) na 6124 fantastische kilometers waarover ik merendeels enkel lyrisch kan zijn. Ik prijs me dan ook heel gelukkig. Het is alsnog niet afgelopen want na het trappen volgen nu 3 maanden van werken te La Paz, Bolivia om de ontwikkelingsprojecten aldaar verder te sturen.
Hoe hoog de bergen der armoede en ellende ook moge zijn weet ik dat we samen deze tevens kunnen overwinnen; trap voor trap, stap voor stap en soms ook op en af. Weet maar zeker dat we er weer vol voor gaan...geen berg te hoog!
liefs
f
Krabbels van een zwervende fietser door Midden-en Zuid Amerika en de ontwikkelingen achter de schermen van de kleinschalige projecten Wawautas en Sumakamaña in Bolivia.
dinsdag 31 januari 2012
maandag 23 januari 2012
De val
En dan lig er opeens. Pardoes de grond op. O holy shit! In de modder nog wel tengevolge wegenwerken die de zwaar gelittekende baan glad maken. Uitgeleden doordat een driest inhalende motobestuurder me de pas afsneed.
Auw! Ik schreeuw een kreet zoals Tarzan die een liaan mist. Eerst doet het duizelende hoofd zeer en ben ik een ietwat in de war, weliswaar beseffend wat dit betekende, maar nog niet in staat om het te verwerken. Deze pijnflits is echter van korte duur. Na een poosje check ik voorzichtigheidshalve eerst mijn hoofd op de tast. Dat blijkt nog goed te zitten op het lijf. Ook is het wegdek niet bezaaid met tandenbrokken. Ik slaak een zucht van opluchting.
Vervolgens de schade elders aan het lijf peilen. Nog steeds liggend analyseren de hersencellen of mijn ledematen nog naar behoren functioneren. Dat valt al bij al mee. Althans niets gebroken en een breuk voelt waarschijnlijk erger aan. Daar heeft dit lichaam geen ervaring mee. De heup is pijnlijk en koud aan het worden. Logisch, liggend in de modder. Is opstaan al een overweegbare optie?
Van de benen ligt het rechter ook in de modder onder het gewicht van een geladen fiets, het linker is daarentegen over de stang gekruld. De schoen met daarin vermoedelijk mijn voet zit nog in het klikpedaal. Klikkerdeklik, het komt met gemak los. Opstaan moet ondertussen kunnen.
De rechterhand graait naar steun om het oprichten te vergemakkelijken. Auw!, dat doet meer bepaald pijn aan de pols. Dan maar de linker om hulp vragen. Die is daarentegen onmiddellijk bereidt. Een volgende pijnscheut komt van de heup die beroerd aanvoelt. Na veel vijven en zessen sta ik overeind naast de fiets. Het besmeurde vehikel ligt te wachten op de keurdende blik van de schade-expert. Welnu, de rapportage valt reuze mee. Enkele nieuwe krassen die in de lak een spoor getrokken hebben. Ach, daar kan ik ondertussen al wel mee leven. Het versnellingsapparaat is van de schrik in een vreemde combinatie gesprongen. Klikklik en dat probleem is ook van de baan. Als ik de kledij in oogschouw neem merk ik een scheur in de broek en ligt alles onder een vieze smurrie. Een regelrechte janboel. Dat is een klusje voor de avond.
De adrealinestorm in het bloed zorgt ervoor dat ik het eerstvolgend dorp bereiken kan. Tijd voor de gedetailleerde nacontrole onder de douche -dit wil zeggen, koud water sijpelde uit een buisje in de muur op mijn lichaam-. Een veelzeggend purperrood, blauw en geel kleuren de heup al. Ook de bil kondigt verkleuring aan. De pols, die zwelt lichtjes. Schrammen worden ontsmet en bebloede wonden worden kunstig beplakt met pleisters. Het gesleur van het gewicht van het ehbo-doosje tijdens mijn tocht heeft dan toch zijn nut gehad.
Het verdere gevolg daags nadien was een oervervelende stramheid en een parade van bekkentrekkerij en verkrampte poses. Gelukkig zorgde de wenteling van het rad van Fortuna voor een voornamelijk dalende rit. Over het stijgende gedeelte -het hooggebergte, de Andesketen - shrijf ik een volgende keer meer.
liefs,
van een in leven en welzijn gelukkige fietsermaandag 16 januari 2012
De zorgen van de fietser
Tenzij je wielrenner bent denk je waarschijnlijk om iets grappigs bij " de man met de hamer". Welnu, het is geen nieuw komisch figuurtje uit een tekenfilm alswel een hongerklop waardoor je amper nog vooruit raakt. Dat het überhaupt mij overkwam -ik sois-dissant de man met talloze ervaring- . Zo'n onwaarschijnlijke randdebiel kan ik toch niet wezen dat ik te weinig had gegeten of gedronken onderweg. En toch, ik had duidelijk prijs. Uitgerekend nog wel op een klim als een niemendalletje. Je kunt liften fluisterde een boosaardig stemmetje diep vanbinnen. "Toe, toe" klaagden de zenuwcellen in mijn benen. "Stoppen!" zeiden mijn hersenen en mijn spieren zanikten om een dosis suikers. Met horten en stoten probeerde ik behoedzaam verder te trappen, dit tegen beter weten in en in een ultieme poging om het tij alsnog te keren. Mijn gezicht werd roder en roder bij iedere pedaalslag. Doch, de muiterende maag luisterde niet naar mijn wil en noopte me tot een pauze om te herstellen. Ik kreeg zowaar een kalebas van een onbekende passant aangereikt waarin zich een goedje bevond op basis van maïs. Terug in het zadel zette ik, min of meer als vanouds, verder koers richting zuiden, een hete en steeds hoger klimmende zon tegemoet.
De bekommernissen van een fietser zijn talrijker dan je denken zou. Eten, veel drinken, een dorp zonder winkel, een haperende rits van een fietszak, het trachten proper en fris krijgen van kleren die de zilte stugheid van stof bezitten die doortrokken is geweest van zweet opgedroogd in de zon en opnieuw doortrokken is geraakt, genoeg geld in de juiste munteenheid bezitten, ... Het weer is een andere zorg; zon betekent petje op, insmeren en drinken, tegenwind is afzien en hard trappen: Betreffende regen daarentegen kan ik voorlopig kort zijn daar ik er onderweg nog maar drie uren last van had. Weliswaar een bui waarbij de hemel een wc leek die voortdurend werd doorgetrokken. Bezorgdheid is er tevens voor de diverse kleine mankementen die de fiets vertonen tengevolge de lamentabele toestand der wegen. Auto's zijn er onbetrouwbare artikelen, de weg zo mogelijk nog onbetrouwbaarder en schijnt er plezier in te scheppen je in kuilen te werpen of uit balans te brengen. Een nieuw mateloos enerverend geratel aan het versnellingssapparaat, een kapotte spaak, een zoveelste lekke band, een knellende rem waardoor ik als amateuristische prutser al eens aan mijn stalen ros moet sleutelen -lees, foefelen en chipoteren -. Ook is het steeds uit de doppen kijken voor andere weggebruikers waarbij de kamikaze bussen de trieste troon spannen van meest gevaarlijke. Al mag er nog een grote sticker van Jezus op hun achterraam kleven. Soms ook ééntje van El Ché of van een naakte vrouw die sensueel haar haren naar achteren kampt. Dit laatste kan ook een gevaar vormen voor een verstrooide mannelijke fietser. Bij de zwaar gehavende vrachtwagens is het vooral zaak om je mond te sluiten als de vuurspuwende uitlaten met indrukwekkende uitbrakende donkere rookpluimen voorbij daveren.
Of wat gedacht van de bordjes in cafés waarop je leest "Gelieve uw wapens af te geven". Hierbij hoeft geen verdere uitleg. Trust the locals , nietwaar. De toegangsdeuren van de veelal gore kamertjes waar ik overnacht worden zelden afgesloten of ik ontvang een hangslotje dat geen Brusselaar rond zijn krotfiets zou durven doen. De koten die ik dus meestal uitkies om te slapen hebben twee zaken gemeen; ze zijn smerig en economisch goedkoop. Om welke reden dan ook hebben de muren een mosgroene tint, een kleur die je veelal in ziekenhuizen tegenkomt. In het vertrek bevinden zich gewoontegetrouw een bed, een houten doorleefde stoel, een rotsschilderij van remsporen en een haperende luide ventilator. Liever dit laatste dan het andere geluid van de buren die van bil gaan. En verder is er hoegenaamd niets..o ja, de geur natuurlijk, een verbijsterende zurige wrange stank. Soms is de kamer zo klein dat ik de gang op moet om me te kunnen keren. In de categorie hinderlijke loslopende dieren staan de grommende tandenknarsende monsters, de keffers, happers en hijgers nog steeds met een topnotering op de eerste plaats, kort gevolgd door de deerniswekkende insecten. Vervolledigen de top vijf; de mierenkolonies, de kakkerlakken en de vogel die het zo nodig vond om mijn fiets te beschijten.
Fysiek sta ik messcherp en verkeer ik in een uitstekende conditie. Soms is het trappen noeste arbeid en andere keren is het spielerei en trap ik volkomen in de boter. Of zoals de coureurs het zo simpel kunnen verwoorden " Vandaag had ik goede/slechte benen" Kleine kwaaltjes zijn er onder de vorm van irritante zweertjes op onaangename plekken of tsunami's en moessonstormen die af en toe opsteken in mijn darmen. Om de knieperikkelen niet te laten verergeren zijn rek-en strekoefeningen bij het op- en afstijgen al een routineklus geworden. Het uitzoeken van de geschikste route is ook een dagelijkse zoektocht waarbij ik gebruik maak van de inwoners die elkaar verdringen om allemaal en duit in het zakje te doen wat betreft de beste alternatieve weg. Dit evenwel zonder enige garantie kan ik vanuit ondervinding meedelen! Betreffende afstanden hebben ze nul komma nul besef. Men drukken zich als volgt uit "Hoe ver is het? 1 uur met de bus".
Dan is er tenslotte nog mijn favoriete zorg, de grensovergangen -en lieve help, dat zijn er nogal wat-. Laat ik daarover zwijgen. Of kort dit. Wat op een schaal van 1 tot 10 waarbij één voor "een beetje ambetant" staat en tien voor "pisnijdig" zou ik de douaniers -een eufemisme voor slippendragers met een aanmatigende houding in kwestie - zonder meer een honderd geven. Wie van ons, liefste lezers, heeft af en toe op het kritieke moment niet de neiging of goesting om de man dienstregelaars met garnalenbreinen dan zou ik steevast kiezen voor het zoutzuur, omdat dat het minst pijnlijke is. Maar ik ging erover zwijgen, nietwaar.
De opmerkzame vorser der menselijke natuur zal al opgevallen zijn dat deze dagelijkse tamelijke luttele en praktische zorgen slechts een verwaarloosbare fractie uitmaken van het geheel. Het zalig geluksgevoel om ongebonden, dag na dag, te fietsen door indrukwekkende en fascinerende decors die mijn ogen bekoren. Het is een eindeloze aaneenschakeling van fijne ervaringen en indrukwekkende belevenissen die ik voor geen geld van de wereld zou willen missen.
De zorgeloze fietser groet u.
De bekommernissen van een fietser zijn talrijker dan je denken zou. Eten, veel drinken, een dorp zonder winkel, een haperende rits van een fietszak, het trachten proper en fris krijgen van kleren die de zilte stugheid van stof bezitten die doortrokken is geweest van zweet opgedroogd in de zon en opnieuw doortrokken is geraakt, genoeg geld in de juiste munteenheid bezitten, ... Het weer is een andere zorg; zon betekent petje op, insmeren en drinken, tegenwind is afzien en hard trappen: Betreffende regen daarentegen kan ik voorlopig kort zijn daar ik er onderweg nog maar drie uren last van had. Weliswaar een bui waarbij de hemel een wc leek die voortdurend werd doorgetrokken. Bezorgdheid is er tevens voor de diverse kleine mankementen die de fiets vertonen tengevolge de lamentabele toestand der wegen. Auto's zijn er onbetrouwbare artikelen, de weg zo mogelijk nog onbetrouwbaarder en schijnt er plezier in te scheppen je in kuilen te werpen of uit balans te brengen. Een nieuw mateloos enerverend geratel aan het versnellingssapparaat, een kapotte spaak, een zoveelste lekke band, een knellende rem waardoor ik als amateuristische prutser al eens aan mijn stalen ros moet sleutelen -lees, foefelen en chipoteren -. Ook is het steeds uit de doppen kijken voor andere weggebruikers waarbij de kamikaze bussen de trieste troon spannen van meest gevaarlijke. Al mag er nog een grote sticker van Jezus op hun achterraam kleven. Soms ook ééntje van El Ché of van een naakte vrouw die sensueel haar haren naar achteren kampt. Dit laatste kan ook een gevaar vormen voor een verstrooide mannelijke fietser. Bij de zwaar gehavende vrachtwagens is het vooral zaak om je mond te sluiten als de vuurspuwende uitlaten met indrukwekkende uitbrakende donkere rookpluimen voorbij daveren.
Of wat gedacht van de bordjes in cafés waarop je leest "Gelieve uw wapens af te geven". Hierbij hoeft geen verdere uitleg. Trust the locals , nietwaar. De toegangsdeuren van de veelal gore kamertjes waar ik overnacht worden zelden afgesloten of ik ontvang een hangslotje dat geen Brusselaar rond zijn krotfiets zou durven doen. De koten die ik dus meestal uitkies om te slapen hebben twee zaken gemeen; ze zijn smerig en economisch goedkoop. Om welke reden dan ook hebben de muren een mosgroene tint, een kleur die je veelal in ziekenhuizen tegenkomt. In het vertrek bevinden zich gewoontegetrouw een bed, een houten doorleefde stoel, een rotsschilderij van remsporen en een haperende luide ventilator. Liever dit laatste dan het andere geluid van de buren die van bil gaan. En verder is er hoegenaamd niets..o ja, de geur natuurlijk, een verbijsterende zurige wrange stank. Soms is de kamer zo klein dat ik de gang op moet om me te kunnen keren. In de categorie hinderlijke loslopende dieren staan de grommende tandenknarsende monsters, de keffers, happers en hijgers nog steeds met een topnotering op de eerste plaats, kort gevolgd door de deerniswekkende insecten. Vervolledigen de top vijf; de mierenkolonies, de kakkerlakken en de vogel die het zo nodig vond om mijn fiets te beschijten.
Fysiek sta ik messcherp en verkeer ik in een uitstekende conditie. Soms is het trappen noeste arbeid en andere keren is het spielerei en trap ik volkomen in de boter. Of zoals de coureurs het zo simpel kunnen verwoorden " Vandaag had ik goede/slechte benen" Kleine kwaaltjes zijn er onder de vorm van irritante zweertjes op onaangename plekken of tsunami's en moessonstormen die af en toe opsteken in mijn darmen. Om de knieperikkelen niet te laten verergeren zijn rek-en strekoefeningen bij het op- en afstijgen al een routineklus geworden. Het uitzoeken van de geschikste route is ook een dagelijkse zoektocht waarbij ik gebruik maak van de inwoners die elkaar verdringen om allemaal en duit in het zakje te doen wat betreft de beste alternatieve weg. Dit evenwel zonder enige garantie kan ik vanuit ondervinding meedelen! Betreffende afstanden hebben ze nul komma nul besef. Men drukken zich als volgt uit "Hoe ver is het? 1 uur met de bus".
Dan is er tenslotte nog mijn favoriete zorg, de grensovergangen -en lieve help, dat zijn er nogal wat-. Laat ik daarover zwijgen. Of kort dit. Wat op een schaal van 1 tot 10 waarbij één voor "een beetje ambetant" staat en tien voor "pisnijdig" zou ik de douaniers -een eufemisme voor slippendragers met een aanmatigende houding in kwestie - zonder meer een honderd geven. Wie van ons, liefste lezers, heeft af en toe op het kritieke moment niet de neiging of goesting om de man dienstregelaars met garnalenbreinen dan zou ik steevast kiezen voor het zoutzuur, omdat dat het minst pijnlijke is. Maar ik ging erover zwijgen, nietwaar.
De opmerkzame vorser der menselijke natuur zal al opgevallen zijn dat deze dagelijkse tamelijke luttele en praktische zorgen slechts een verwaarloosbare fractie uitmaken van het geheel. Het zalig geluksgevoel om ongebonden, dag na dag, te fietsen door indrukwekkende en fascinerende decors die mijn ogen bekoren. Het is een eindeloze aaneenschakeling van fijne ervaringen en indrukwekkende belevenissen die ik voor geen geld van de wereld zou willen missen.
De zorgeloze fietser groet u.
zondag 8 januari 2012
Het gat van Darién
Op één van de vele charmante plaza´s in het pittoreske Cartagena (Colombia) onderga ik het gevaar van iedere verliefdheid en denk, hier zou ik gerust kunnen blijven. Van de ene bank op de andere heb ik er met volle teugen kommerloos genoten vol trage warme uren om het leven in te drinken. Een zonnetje die door de weelderige acaciabomen, mimosa en andere sierplanten piepte. Ware het nog maar om de opgewekte kleurrijke huizen en de schitterende sierlijke balustrades. Scholieren in blauw-witte uniformen ratelden het Spaans gekwetter net als de vrouwen met kinderwagens. En enkele zwijgzame mannen met grote hoeden en gerimpelde bronzen gezichten slijten er zakjes cashewnoten. Misschien had mijn uitermate gunstige stemming ook te maken met het feit dat ik Colombia bereikt had na een helse 6daagse maritieme tocht.
Dit ging als volgt. Tenminste, als je mij toestaat uit de doeken te doen wat me zoal te beurt viel. Eerst en vooral geef ik grif toe dat er betere oplossingen bestonden zoals; het vliegtuig nemen of een exorbitant dure gearrangeerde overtocht. Ik verkoos echter de zelf inéén geflanste bric â brac optie. Laat ons een kat een kat noemen het was niet de beste keuze uit mijn leven.
Je moet eerst en vooral weten dat er geen weg bestaat tussen Panama en Colombia omdat het gat van Darién er tussen zit. Lees meer hierover onder mijn tekst. Het is ontegenzeggelijk een ondoordringbare zone van moerassen, bergen, mangroves en rimboe. De geschiktste biotoop van onder andere de guerrilla strijders, drugkoeriers, verdreven indianenstammen, de malaria mug en gevaarlijke fer-de-lance slangen.
Ik vond een kapitein van een zeilboot, gewapend met een profetenbaard en een karbonkelneus van jewelste, die bereidt was om me drie dagen langs de San Blas eilanden mee te namen. Je kent ze wel uit de oogstrelende reclame plaatjes die idyllische eilandjes vol kokospalmbomen, witte bountystranden in een stilte die hangt te zinderen in en weidse koepel van zonlicht. Ik kan niet ontkennen dat dit, eens temeer, uitgesproken fantastisch knap was. We hadden tijd om er te snorkelen in de turquoise blauwe zee vol koraalriffen waar enkele olijke dolfijnen ons vrolijk tegemoet zwommen . We vierden op een onbewoond eilandje met andere zeilers oudjaar, inclusief kreeft en nachtzwemmen onder de diamanten schittering van de maannacht tover.. Tot hiertoe niets aan de hand ware het niet dat het mindere, het vele mindere van maagklotsend zeilen is dat ik er onophoudelijk ziek van werd. Niet een beetje misselijk maar akelig doodziek haast met koortsige onsamenhangende gedachten die door mijn hoofd schoten.
Geradbraakt luisterde ik naar de laatste instructies van de kapitein over mijn 70 km lange fiets en wandeltocht door het gat van Darién om er een ander bootje te nemen aan de overzijde van een houten brug. Vanaf nu was het menens en ik drong langzaam door de wildernis te midden van beklemmend groen en rotspartijen. Geen eenvoudige opgave. De lucht was er zwanger van vochtigheid. Aanvankelijk gaf ik mijn ogen de kost daar de guitige slingeraapjes en exotische volgels mijn aandacht eisen. De schroeiende middagzon bakte het zandpad waarover ik druipend en zwetend heen fietste. De heet broeierige temperatuur had kennelijk zelfs op de kleurige vlinders een kalmerende werking, want ze flapperden op een warrige manier, alsof ze zich niet konden herinneren hoe ze moesten vliegen. Na een tijdje werd ik omringd door wolken zwarte, zoemende aanvalszuchtige mugachtige insecten waarvan duizenden zoniet miljoenen van die walgelijke beesten in mijn neus, oren en ogen kropen. Het was onmogelijk om te rusten, ik mocht niet versagen, ik moest doorfietsen of me levend laten opeten door die vraatzuchtige vermaledijde creaturen. Er zijn van die momenten tijdens het reizen waarop je je afvraagt waar je in hemelsnaam mee bezig bent. Wees gerust, liefste lezers, dat dat er zo ééntje was. Enfin, ik bereikte, inmiddels de wanhoop nabij, de houten brug. Een belachelijk gammel geval dat over een diepe kloof liep. Het was het soort brug waarvan in de film altijd een plank breekt, zodat de held er tot zijn oksels doorheen zakt terwijl zijn benen hulpeloos boven de afgrond bungelen , terwijl overal speren en pijlen om hem heen vallen. Het zijn dergelijke fantasieën, die mij aangeboden worden als romantische reiziger en die behoren tot de redenen van reizen. Niettemin had ik ze ditmaal niet nodig daar Darién ruimschoots avontuurlijk genoeg is, me dunkt. Over de brug heen zag ik eindelijk mensen en kon er meevaren met een hachelijke prauw, niet meer of minder dan een uitgeholde boomstam die tot kreunens toe vol zat met kippen, mensen, rieten manden, vatten olie en een fiets. Via een vertakte zijrivier gingen we door mangroven en twee hoge muren van oerwoud steeds dieper het geheimzinnige oerwoud in voor steeds kleinere kanalen in het gigantische labyrint van waterwegen tot de boot aanmeerde aan een nederzetting. Een dorpje, een voorschoot groot, met paalwoningen waar iedereen die je tegenkomt doet alsof hij je met plezier zijn laatste drankje zou geven en je met zijn zuster naar bed zou laten gaan tot het je ineens doordringt dat ze grimmig naar je zitten te staren -de gringo -alsof ze de risico's berekenen die ze lopen als ze je vermoorden om je geld en je lijk ergens in de vele moerassen dumpen. Dit om maar te zeggen dat er een luguber sfeertje heerste.Ik nam er een boot, gelukkig groter, dat ons over de Caraïbische zee voerde, waar je je als mens nietiger dan ooit voelt. Noch het feit dat ik terug ziek werd noch het motorgebrul die het trommelvlies van een dinosauriër kon laten springen, konden mij nog iets deren.
Veilig bereikte ik mijn nieuwe liefde, het zinnenstrelende Cartagena na wat veruit het strafste avontuur uit mijn leven was. Ik zou haast durven zeggen, dit nooit of te nimmer . Maar zelfkennis stopt doorgaans waar het échte leven begint, of niet.
liefs
f.
Bij de wildernis van de Darién provincie stopt zelfs de Pan-American Highway. Uniek. Maar de Dariém is dan ook waarschijnlijk het meest ondoordringbare oerwoud ter wereld.De Darién is één van de laatste stukjes ongerepte natuur op de wereld. Maar ook volledig ondoordringbaar. In het zuidoosten van Panama, tegen de grens met Colombia, dekt de strook dicht tropisch regenwoud zo’n negentig procent van de grensstrook tussen de twee landen af.
Bergen en hitte. Een vochtigheidsgraad die de honderd procent nadert. Diepe en brede rivieren. Ze houden zelfs de duizenden kilometers lange Pan-American Highway tegen. Het is de enige plek tussen Alaska en het zuiden van Argentinië waar de langste route ter wereld voor korte tijd stopt. De even beruchte en beroemde Darién Gap. Het duurt dagen voordat je een ziekenhuis bereikt. Als er iets fout gaat, ben je dus al snel de klos. Ook zijn er in het gebied nauwelijks paden. En als dit al is gedaan, zoals net buiten het dorpje El Real , dan zijn de paden nauwelijks als zodanig te herkennen. Zonder gids red je het niet in de dichte jungle.
Het is ook oppassen geblazen voor de gevaarlijke dieren in de Darién. Er lopen jaguars rond. Maar vooral de fer-de-lance slang is een serieuze bedreiging voor elke wandelaar. De slang is zeer dodelijk en komt veel voor in de Darién jungle. Doe dus altijd laarzen aan tijdens het wandelen! En dan zijn er nog de guerrillastrijders. Waarschijnlijk vormen zij uiteindelijk de grootste bedreiging. Colombiaanse rebellen hebben tegen de grens van hun land, in de dichte jungle van de Darién hun uitvalsbases gebouwd.
Dit ging als volgt. Tenminste, als je mij toestaat uit de doeken te doen wat me zoal te beurt viel. Eerst en vooral geef ik grif toe dat er betere oplossingen bestonden zoals; het vliegtuig nemen of een exorbitant dure gearrangeerde overtocht. Ik verkoos echter de zelf inéén geflanste bric â brac optie. Laat ons een kat een kat noemen het was niet de beste keuze uit mijn leven.
Je moet eerst en vooral weten dat er geen weg bestaat tussen Panama en Colombia omdat het gat van Darién er tussen zit. Lees meer hierover onder mijn tekst. Het is ontegenzeggelijk een ondoordringbare zone van moerassen, bergen, mangroves en rimboe. De geschiktste biotoop van onder andere de guerrilla strijders, drugkoeriers, verdreven indianenstammen, de malaria mug en gevaarlijke fer-de-lance slangen.
Ik vond een kapitein van een zeilboot, gewapend met een profetenbaard en een karbonkelneus van jewelste, die bereidt was om me drie dagen langs de San Blas eilanden mee te namen. Je kent ze wel uit de oogstrelende reclame plaatjes die idyllische eilandjes vol kokospalmbomen, witte bountystranden in een stilte die hangt te zinderen in en weidse koepel van zonlicht. Ik kan niet ontkennen dat dit, eens temeer, uitgesproken fantastisch knap was. We hadden tijd om er te snorkelen in de turquoise blauwe zee vol koraalriffen waar enkele olijke dolfijnen ons vrolijk tegemoet zwommen . We vierden op een onbewoond eilandje met andere zeilers oudjaar, inclusief kreeft en nachtzwemmen onder de diamanten schittering van de maannacht tover.. Tot hiertoe niets aan de hand ware het niet dat het mindere, het vele mindere van maagklotsend zeilen is dat ik er onophoudelijk ziek van werd. Niet een beetje misselijk maar akelig doodziek haast met koortsige onsamenhangende gedachten die door mijn hoofd schoten.
Geradbraakt luisterde ik naar de laatste instructies van de kapitein over mijn 70 km lange fiets en wandeltocht door het gat van Darién om er een ander bootje te nemen aan de overzijde van een houten brug. Vanaf nu was het menens en ik drong langzaam door de wildernis te midden van beklemmend groen en rotspartijen. Geen eenvoudige opgave. De lucht was er zwanger van vochtigheid. Aanvankelijk gaf ik mijn ogen de kost daar de guitige slingeraapjes en exotische volgels mijn aandacht eisen. De schroeiende middagzon bakte het zandpad waarover ik druipend en zwetend heen fietste. De heet broeierige temperatuur had kennelijk zelfs op de kleurige vlinders een kalmerende werking, want ze flapperden op een warrige manier, alsof ze zich niet konden herinneren hoe ze moesten vliegen. Na een tijdje werd ik omringd door wolken zwarte, zoemende aanvalszuchtige mugachtige insecten waarvan duizenden zoniet miljoenen van die walgelijke beesten in mijn neus, oren en ogen kropen. Het was onmogelijk om te rusten, ik mocht niet versagen, ik moest doorfietsen of me levend laten opeten door die vraatzuchtige vermaledijde creaturen. Er zijn van die momenten tijdens het reizen waarop je je afvraagt waar je in hemelsnaam mee bezig bent. Wees gerust, liefste lezers, dat dat er zo ééntje was. Enfin, ik bereikte, inmiddels de wanhoop nabij, de houten brug. Een belachelijk gammel geval dat over een diepe kloof liep. Het was het soort brug waarvan in de film altijd een plank breekt, zodat de held er tot zijn oksels doorheen zakt terwijl zijn benen hulpeloos boven de afgrond bungelen , terwijl overal speren en pijlen om hem heen vallen. Het zijn dergelijke fantasieën, die mij aangeboden worden als romantische reiziger en die behoren tot de redenen van reizen. Niettemin had ik ze ditmaal niet nodig daar Darién ruimschoots avontuurlijk genoeg is, me dunkt. Over de brug heen zag ik eindelijk mensen en kon er meevaren met een hachelijke prauw, niet meer of minder dan een uitgeholde boomstam die tot kreunens toe vol zat met kippen, mensen, rieten manden, vatten olie en een fiets. Via een vertakte zijrivier gingen we door mangroven en twee hoge muren van oerwoud steeds dieper het geheimzinnige oerwoud in voor steeds kleinere kanalen in het gigantische labyrint van waterwegen tot de boot aanmeerde aan een nederzetting. Een dorpje, een voorschoot groot, met paalwoningen waar iedereen die je tegenkomt doet alsof hij je met plezier zijn laatste drankje zou geven en je met zijn zuster naar bed zou laten gaan tot het je ineens doordringt dat ze grimmig naar je zitten te staren -de gringo -alsof ze de risico's berekenen die ze lopen als ze je vermoorden om je geld en je lijk ergens in de vele moerassen dumpen. Dit om maar te zeggen dat er een luguber sfeertje heerste.Ik nam er een boot, gelukkig groter, dat ons over de Caraïbische zee voerde, waar je je als mens nietiger dan ooit voelt. Noch het feit dat ik terug ziek werd noch het motorgebrul die het trommelvlies van een dinosauriër kon laten springen, konden mij nog iets deren.
Veilig bereikte ik mijn nieuwe liefde, het zinnenstrelende Cartagena na wat veruit het strafste avontuur uit mijn leven was. Ik zou haast durven zeggen, dit nooit of te nimmer . Maar zelfkennis stopt doorgaans waar het échte leven begint, of niet.
liefs
f.
Bij de wildernis van de Darién provincie stopt zelfs de Pan-American Highway. Uniek. Maar de Dariém is dan ook waarschijnlijk het meest ondoordringbare oerwoud ter wereld.De Darién is één van de laatste stukjes ongerepte natuur op de wereld. Maar ook volledig ondoordringbaar. In het zuidoosten van Panama, tegen de grens met Colombia, dekt de strook dicht tropisch regenwoud zo’n negentig procent van de grensstrook tussen de twee landen af.
Bergen en hitte. Een vochtigheidsgraad die de honderd procent nadert. Diepe en brede rivieren. Ze houden zelfs de duizenden kilometers lange Pan-American Highway tegen. Het is de enige plek tussen Alaska en het zuiden van Argentinië waar de langste route ter wereld voor korte tijd stopt. De even beruchte en beroemde Darién Gap. Het duurt dagen voordat je een ziekenhuis bereikt. Als er iets fout gaat, ben je dus al snel de klos. Ook zijn er in het gebied nauwelijks paden. En als dit al is gedaan, zoals net buiten het dorpje El Real , dan zijn de paden nauwelijks als zodanig te herkennen. Zonder gids red je het niet in de dichte jungle.
Het is ook oppassen geblazen voor de gevaarlijke dieren in de Darién. Er lopen jaguars rond. Maar vooral de fer-de-lance slang is een serieuze bedreiging voor elke wandelaar. De slang is zeer dodelijk en komt veel voor in de Darién jungle. Doe dus altijd laarzen aan tijdens het wandelen! En dan zijn er nog de guerrillastrijders. Waarschijnlijk vormen zij uiteindelijk de grootste bedreiging. Colombiaanse rebellen hebben tegen de grens van hun land, in de dichte jungle van de Darién hun uitvalsbases gebouwd.
Abonneren op:
Posts (Atom)